De jurisdictie van de stad Arnhem strekte zich uit over de stad en het zogeheten schependom, het buitengebied van de stad dat bestuurd werd door het schepencollege waaraan het zijn naam ontleende.
Teneinde een nieuwe grondslag voor de grondbelasting te kunnen bepalen was het nodig om de grenzen nauwkeurig vast te stellen. Men besloot om de bekende Gelderse landmeter Nicolaas van Geelkercken het gehele stedelijke grondgebied te laten opmeten en dat was in 1650 gerealiseerd.
Nadat stadhouder Willem IV de burgers in de Veluwse schoutambten en schependommen in 1750 het recht toekende om te jagen in het eigen territorium dienden wederom de grenzen nauwkeurig te worden vastgesteld ter voorkoming van geschillen. De provinciale landmeter Willem Leenen kreeg opdracht om alles na te meten en te laten afbakenen. Met dit werk was hij in 1756 klaar en wederom werden er pollen aangelegd waarop nu hardstenen palen werden geplaatst. De steenverkoper Nicolaas Plamont leverde de palen.
De grens werd gevormd door een rechte lijn tussen twee pollen. Bij het vaststellen van de grens moest vanaf iedere pol de volgende zichtbaar zijn. Belangrijk waren de zogenaamde ‘knikpuntpollen’ die op punten stonden waar de grens een knik maakte. Om verder alle onzekerheid over de loop van de grens weg te nemen werden tussen de knikpuntpollen de zogenaamde middelpollen aangelegd.
De belangrijkste knikpuntpollen droegen allemaal een naam: de Terletpol, de Vredepol, de Braspol etc (fig.93).
Het kwam vaak voor dat de grenzen in de loop der tijd vervaagden of dat de markeringen met opzet werden verwijderd zodat men zijn gebied kon vergroten. Om die reden was het beter een doorlopende wal met greppel aan te leggen en op de wal zogenaamde scheibomen te planten waardoor het moeilijker werd de grens te laten verdwijnen. De greppel die als markering werd gegraven noemde men het kielspit naar de V-vormige onderkant van een schip.
De grond die uit de greppel kwam werd weer gebruikt om een wal aan te leggen. Het was niet de bedoeling een echte houtwal te vormen zoals die vroeger om de akkers werd aangelegd om het wild te weren maar slechts om door een wal en scheibomen de grens tussen eigendommen of in elk geval tussen de gronden die in gebruik waren te markeren. Vaak werden vrijstaande bomen in de grensmarkering opgenomen.
Om problemen bij het vaststellen van de grenzen te voorkomen werden de eigenaren en bestuurders van aanpalende gebieden uitgenodigd om als deskundige aanwijzers aanwezig te zijn en mede toezicht te houden bij het markeren van de grenzen. Sommige eigenaren lieten na afloop de definitieve markering vastleggen door een landmeter die daarvan een zogenaamde ‘Çaart der Limitten’ maakte.
Vaak werden berkenbomen als scheibomen gebruikt omdat zij tegen geringe kosten te planten waren en als pioniersbomen in de stuifzanden en op de onvruchtbare heidegrond in de meeste gevallen snel aansloegen. Bovendien vormden de berken met hun witte opvallende stammen langs zand- en landwegen niet alleen een karakteristieke lijn in het landschap. Zij staken bij maanlicht en nevel ook af tegen de donkere achtergrond zodat het voor de bewoners van de Veluwe makkelijker was hun weg ook in het donker te vinden. Wie kieskeuriger was of meer geld had, kon natuurlijk ook andere bomen zoals beuken of eiken planten om de grenzen van zijn gebied te markeren maar dat hing ook van de grondsoort af (Haak, 1996).
Pollen en palen tegenwoordig
Een enkele pol en paal is niet meer te vinden en veel zijn er moeilijk bereikbaar. De gebieden waarin zij staan zijn vaak niet toegankelijk omdat het terrein van defensie, de Hoge Veluwe of van het Nationale Zweefvliegcentrum is. Toch zijn er nog wel palen te vinden op hun oude plaats. We maken een rondgang met de klok mee over het onderzoeksgebied en beginnen bij het
driegemeentenpunt Ede, Arnhem en Renkum (fig.96).
Langs de gehele route, behalve op het open terrein, bestaat de grens tussen Ede en Arnhem uit een dubbele rij bomen, meest beuken die onderbroken worden door de pollen al of niet op een heuveltje. Zo is ook de situatie bij de Bijsenpol. Van deze pol is niet veel overgebleven. Het heuveltje waar hij op stond is praktisch weg en van de paal zelf rest nog ongeveer een meter. De paal heeft men kunnen redden bij de aanleg van de Amsterdamseweg. De pol is moeilijk te vinden, hij staat zo’n 80 meter voor de afslag naar het wegenwachtstation Planken Wambuis en 15 meter van de weg vandaan onderaan de helling van de weg (fig.97).
Langs de gehele route, behalve op het open terrein, bestaat de grens tussen Ede en Arnhem uit een dubbele rij bomen, meest beuken die onderbroken worden door de pollen al of niet op een heuveltje. Zo is ook de situatie bij de Bijsenpol. Van deze pol is niet veel overgebleven. Het heuveltje waar hij op stond is praktisch weg en van de paal zelf rest nog ongeveer een meter. De paal heeft men kunnen redden bij de aanleg van de Amsterdamseweg. De pol is moeilijk te vinden, hij staat zo’n 80 meter voor de afslag naar het wegenwachtstation Planken Wambuis en 15 meter van de weg vandaan onderaan de helling van de weg (fig.97).
Na de Bijsenpol volgen er twee middelpollen die in prima staat verkeren (fig.98, 99).
Op het terrein van ’s Koonings jaght vinden we de Goosenspol. De top heeft eraf gelegen en is er provisorisch met metalen strips en schroeven weer op gezet. Links van de paal ligt het bommenlijntje. De pol staat niet zoals bij andere naamspollen in een knik (fig.100).
De derde middelpol ligt ook weer pal naast het bommenlijntje op de hoek van een weilandje. De top van de paal is er af en deze heeft men naast de paal op de grond gezet (fig.101).
De Braspol ligt ook weer in een knik. De dubbele rij boompjes dienen ook hier als afscheiding. De paal staat op een pol die is opgebouwd uit heideplaggen, opgevuld met zand en weer afgedekt met plaggen. Als enige van alle pollen is hier een inscriptie ingebeiteld: FP-EA-RVT (fig.102).
Volgens de oude kaarten heeft er nog een middelpol gestaan tussen de Bras en de Vredepol maar daar is niets meer van terug te vinden.
De Vredepol staat op het punt waar de Kemperbergerweg een knik maakt en is nog compleet. Deze pol is het compromis van een grensconflict tussen boeren uit Deelen en de gemeente Arnhem (fig.103).
De nieuwpol is moeilijk te vinden. De originele paal is weg en er voor in de plaats is een klein betonnen paaltje gezet. Het geheel bevindt zich op het terrein van vliegveld Deelen. De originele paal is hoogstwaarschijnlijk weggehaald bij de bouw van bunkertjes die hier nog te vinden zijn (fig.104).
De Doornstruijckpol behoort op het vliegveld te staan en stond vermeld als vermist. Bij de aanleg stond deze paal in de weg en is verplaatst. Nu staat hij op het punt waar de Hoenderlose weg een knik maakt. Eigenlijk zou de pol vijftig meter naar het noorden moeten staan aan de overzijde van de weg aangezien daar de grens loopt. De paal is beschadigd en er is nog maar zo’n anderhalve meter van over (fig.105).
De Schaarsbergpol is een gave paal en staat op een fraaie hoge heuvel op het militaire oefenterrein ten zuiden van de Hooilaan (fig.106).
Tussen de Schaarsbergpol op het militaire oefenterrein en de Philipsbergpol die op het zweefvliegveld Terlet staat, staan kort bij elkaar drie middelpollen in de buurt van de Hooilaan. Deze drie zijn allemaal ongeveer een meter groot (fig.107).
Midden op het terrein van het zweefvliegcentrum boven op een heuvel staat de Philipsbergpol tussen bomen en struikgewas. De originele paal ligt in stukken rondom een ervoor in de plaats gekomen klein betonnen paaltje. Hoogstwaarschijnlijk is de originele paal bij een bombardement dat hier heeft plaatsgevonden, beschadigd geraakt. Zeer moeilijk te
vinden vanwege het geboomte en struikgewas (fig.108).
De Terletpol stond tot 1953 op het driegemeentenpunt van Ede, Arnhem en Rozendaal. In dat jaar werden de gemeentegrenzen gewijzigd en raakte Rozendaal enkele en Ede enkele tientallen hectaren kwijt aan Arnhem. Het ging hierbij om een betere structuur in het beheer van en toezicht op de Apeldoornseweg te scheppen. Deze weg liep over een korte afstand achtereenvolgens door de gemeenten Arnhem, Rozendaal, Ede en Apeldoorn. Door de wijziging vielen de gemeenten Rozendaal en Ede uit. Voor Rozendaal betekende dit dat de grens over het gecorrigeerde traject vijftig meter ten oosten van het midden van de (toenmalige) asfaltlaag kwam te liggen. Hierdoor stond de pol niet meer op de plaats waar de grens zich bevond (Baltjes, 1995).
Omdat bij de aanleg van de A50 in 1986 de paal in de weg stond werd hij een stuk naar het noorden verplaatst en wel westelijk van deze weg.
Dacht men in 1990 nog dat de paal het hier voorlopig wel uit zou houden, niets is minder waar. Na lang zoeken vonden we de paal, plat op de grond liggend, met eroverheen een hekwerk geplaatst. Vermoedelijk heeft men bij de aanleg van het hekwerk de paal tegen de grond gewerkt en laten liggen, niet vermoedend dat het om een stuk cultuurhistorie gaat.
Van de paal rest nu nog een stuk van ongeveer 70 centimeter (fig.109).
Ongeveer een kilometer ten zuiden van Terlet vindt men de Broukuijlenpol en dit is het punt waar de grenslijn tussen Rozendaal en Arnhem een knik maakt. De Broukuijlenpol staat in het gebied waar door afsmelting een slenk ontstond waar later een beek in de richting van Heelsum ging stromen. De kop van de paal is beschadigd maar hij is verder in goede staat (fig.110).
Niet alle limietscheidingen bestonden uit palen op een pol met daartussen scheibomen geplant. Op het Deelensche Veld bijvoorbeeld, in het gebied tussen Deelen en Otterlo, ligt een kilometers lang dijkje welke de grens aangeeft tussen deze beide plaatsen en die er eeuwen lang voor zorgde dat de schapen van Deelen niet op de hei van Otterlo konden komen en omgekeerd (fig.111).