Het terrein waar nu camping ‘De Hooge Veluwe’ ligt was tot de jaren ’30 vrij van bebouwing (fig.211, 212). Na een donatie van 600.000 gulden door een gefortuneerd echtpaar (dat onbekend wenste te blijven en waarvan de zoon psychiatrisch patiënt was) kon de geneesheer-directeur Dr. L.F.C. van Erp Taalman Kip, in het najaar van 1934 in de omgeving van Arnhem verschillende terreinen bekijken die geschikt werden geacht voor de bouw van een sanatorium voor zenuwzieken.
De aard van de ziekte van de patiënten vroeg om een rustig gelegen terrein, niet aan een drukke verkeersweg gelegen maar met het oog op bezoek en opname niettemin gemakkelijk bereikbaar vanuit het stadscentrum.
Aan de Koningsweg werd een prachtig stuk heideterrein aangekocht dat mede door zijn
mooie ligging en vergezichten, aan alle eisen voldeed. De oppervlakte bedroeg tien hectare zodat er ruimschoots gelegenheid was tot aanleg van een arbeidstherapieterrein, wandelpaden en een voetbal- en tennisveld. De aanwezigheid van gas-, water- en elektrische aanvoerleidingen in de Koningsweg vormde mede een beslissende factor. In 1936 vond de opening plaats van het sanatorium dat de naam ‘Koningsheide’ kreeg (fig.214). Het had een vriendelijk en huiselijk karakter en zag er niet uit als een gesticht. Het hoofdgebouw was ingericht voor 16 vrouwelijke en 15 mannelijke patiënten die werden verpleegd op een manier die zoveel mogelijk hun eigen milieu benaderde.
In de oorlog moest op last van de bezetter het sanatorium worden ontruimd waarna zij het tot het hoofdkwartier van de eerste Jagddivision maakten. Er werden zo’n 25 splintervrije onderkomens voor verbindingstroepen gebouwd inclusief kantine, officiersmess, badhuis en andere voorzieningen. De Duitsers noemden het complex Divisionsdorf en het aantal militairen dat er onderdak kreeg wordt geschat op zo’n 300 man. In het sanatorium vestigden de Duitsers hun administratieve afdelingen waarbij het geheel werd gecamoufleerd door middel van camouflagenetten.
Oorspronkelijk was het de bedoeling geweest om in het gebouw een NaPoLa (Nationalpolitische Lehranstalt), een staatsinternaat, onder te brengen. Deze internaten waren bedoeld voor de politieke vorming van de nieuwe mens door nazificering qua karakter, vechtlust en levenshouding. In april 1942 vorderde de Wehrmacht het gebouw dat toen voor militaire doelen werd ingezet (Bosma, 2006).
De meeste gebouwen bestonden net als op de Kop van Deelen en Groot- en Klein Heidekamp uit bunkers in boerderijstijl gebouwd met dikke muren en stalen luiken. Ten zuiden van het terrein, in de bosrand, verrees een groot bakstenen gebouw waarin werd geëxperimenteerd met een vluchtleidingscentrum ten behoeve van de nachtjacht (fig.215). De resultaten van dat experiment werden gebruikt in Diogenes, de grote bunker aan de overkant van de Koningsweg.
Tijdens de slag om Arnhem werd het sanatorium door Engelse bombardementen weggevaagd. De bommen waren bedoeld voor de commandobunker Diogenes maar deze werd niet beschadigd.
Divisionsdorf nu
Na de oorlog raakten sommige gebouwen in verval en werden gesloopt. Enkele werden gebruikt door ‘De Hemelbergh’, een vorming en vakantiecentrum voor de Katholieke Arbeiders Jeugd (K.A.J.) Zij richtten in een van de onderkomens een kapel in. Later werd het
een conferentieoord en jeugdherberg en kreeg het logeergebouw de naam ‘Trekkerslust’. Dit alles onder leiding van het Aartsbisdom Utrecht. Enkele gebouwen werden particulier eigendom en op één van de fundamenten werden zes woningen gerealiseerd.
Het vervallen sanatorium werd opgeruimd en in de plaats daarvan kwam camping De Hooge Veluwe waar men een onderkomen ging gebruiken als restaurant (fig.216). Op het terrein van de camping liggen de resten van het sanatorium nog onder het zand verspreid. Er bovenop staan nu caravans en vakantiehuisjes (fig.217).
Buiten de camping zijn nog een aantal Duitse legeringsgebouwen te vinden die tegenwoordig in gebruik zijn als gezinswoning (fig.220). Op het terrein van manege ‘stal Mansour’ is het voormalige Duitse manschappenverblijf omgebouwd tot paardenstal waarbij de beheerder de bovenruimte als woning gebruikt (fig.218).
Doordat er na de oorlog geen onderhoud werd gepleegd kwamen de gebouwen in slechte staat te verkeren. Groepen huizenkrakers gingen de huizen bewonen. Door gebrek aan onderhoud raakten de gebouwen in verval (fig.219).
Op dit ogenblik is het laatste huis in particuliere handen overgegaan en wordt er veel tijd en geld gestoken in het verbouwen en opknappen van de woningen. Het onderhoud is hierdoor op een veel hoger peil gekomen en de bewoners wonen naar alle tevredenheid midden in de natuur met veel ruimte en groen.
Deze huizen zijn anders geconstrueerd dan de verblijven op bijvoorbeeld Klein Heidekamp, zij hebben namelijk geen betonnen maar houten plafonds.
De woningen op het terrein zijn, buiten enige kleinigheden na zoals bijvoorbeeld een dakkapel, van gelijke constructie.
Van het proefcommandocentrum is niets anders meer te vinden als een verhoging in het terrein begroeid met struiken. Wel ontdekte één van de bewoners kortgeleden achter zijn huis een septic tank die afkomstig bleek van het commandocentrum. Ook liggen er tussen de wortels van omgewaaide bomen nog de stenen waaruit het centrum eens was opgebouwd.