Aan weerszijden van de Koningsweg lagen enkele boerderijen met de Oost-Europees aandoende namen Petersburg, Dresden en Leipzig (fig.136). Ook bevindt zich enkele kilometers in zuidelijke richting nog een boerderij met de naam Moscowa.
Hoewel de naam anders doet vermoeden heeft Petersburg niets te maken met de andere boerderijen. De vroegere boerderijherberg Petersburg is ontstaan doordat Hermanus Peters, schipper te Pannerden, later koopman en havenmeester te Arnhem, 10 hectare heidegrond kocht en hier een boerderij liet bouwen. Deze boerderij had ongeveer dezelfde bouw als andere ontginningsboerderijen zoals de Wildhoeve en kreeg de naam van de eigenaar (fig.137).
Eerst in belastingjaar 1857 is er sprake van huis en erf dat dus in 1856 moet zijn gesticht.
Het perceel wordt voor Peters voor het laatst belast in 1864 om vervolgens in handen te komen van Hendrik Huiskamp, arbeider te Arnhem.
Ten noorden van Petersburg lagen de schietbanen en de militairen die daarheen op weg gingen konden in deze boerderijherberg een borreltje drinken. Het gebied was in die tijd nog niet ontgonnen en bestond hoofdzakelijk uit heidevelden zonder bomen (fig.138).
Na verschillende eigenaren die de nodige uitbreidingen uitvoerden (er werd onder andere een schuur bijgebouwd) werd het geheel in 1906 verkocht aan Ernst August Boden, koopman te Rotterdam. De familie had in Nederlands Indië goed geboerd met plantages.
Er wordt gesloopt en verbouwd, zodanig dat in 1907 sprake is van een jachthuis, stookhuis, schuur en koetshuis welke samen met tuin en bos een nieuw perceel oplevert met nummer A 247, groot 0,448 ha.
In de daarop volgende jaren wordt driftig gesloopt en gebouwd; in 1908 verschijnt zelfs een watertoren ten tonele. Het geheel mondt uit in perceel A 1071 met huis, watertoren, schuur en bouwland, samen 2,090 ha.
Bij een noodweer in 1910 kreeg men te maken met blikseminslag en brandde de boerderij tot de grond toe af.
Na het verloren gaan van de boerderij liet Ernst Boden er een landhuis bouwen. Het huis kreeg de naam ‘Zonheuvel’ (fig.139) (Hoogendam, 2004).
Tegenover het landhuis aan de overzijde van de Deelenscheweg, werd tegelijkertijd het rentmeestershuis gebouwd (fig.141). Naast dit rentmeestershuis stond al sinds 1854 de boerderij ‘Nomen Nescio’ welke ook in het complex werd opgenomen (fig.155).
De heer Boden overleed ten tijde van de Eerste Wereldoorlog in 1917.
Bij de boerderij behoorde ook een schaapskooi die een paar honderd meter achter de boerderij stond (fig.142). De schapenmest uit de potstal werd gebruikt om het land te bemesten (fig.143).
Het landhuis Zonheuvel beschikte over alle voorzieningen die nodig waren. Zo had het landhuis een eigen watervoorziening met behulp van een watertoren die onderin een machinekamer had. In deze ruimte stond een pomp die het water uit de grond haalde en in een reservoir bovenin de toren bracht.
Bij het landhuis behoorde ook een bakhuisje dat uit twee verdiepingen bestond. Op de bovenste werd het meel opgeslagen terwijl men op de begane grond het brood bakte (fig.144).
Bovenop de 30 meter hoge watertoren stond een zeer markante windmolen opgesteld (fig.145). Op oudere kaarten staat deze aangegeven met ‘windmotor’. Met deze windmolen zou ook elektrische energie zijn opgewekt die opgeslagen werd in accu’s die beneden in de toren in de machineruimte stonden opgesteld. Deze accu’s gaven hun energie weer af aan de pomp in de waterput. Het zou hier kunnen gaan om één van de eerste vormen van elektrische energieopwekking met behulp van een windmolen.
De watertoren bezat drie reservoirs, de bovenste voor het landhuis, de middelste voor de rentmeesterswoning aan de overzijde van de Deelenseweg en de onderste voor de boerderij ook aan de overzijde van de weg welke inmiddels de naam Zonheuvel had overgenomen. De windmolen deed tot ± 1919 dienst want toen werd dit gedeelte van Schaarsbergen op het openbare elektriciteitsnet aangesloten.
Het perceel gaat in 1915 over naar de Mij tot Exploitatie van Onroerend Goed ‘Terra Domus’ te Rotterdam.
In de jaren van de Eerste Wereldoorlog werd het landhuis aangesloten op de waterleiding. De toren verloor hiermee zijn functie (Schaap, 1985). Bij het landhuis behoorde ook een chauffeurswoning die in de buurt van het bakhuisje stond en in de jaren ’30 was gebouwd.
Achter de rentmeesterswoning was een stuk weiland dat werd gebruikt om eenden te houden. Er was een rechthoekige vijver aangelegd en een huisje waar de eenden konden liggen. De kinderen die op bezoek kwamen gebruikten de vijver om stiekem te pootje baden (fig.147).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er door de Duitsers op de rand van de vijver een betonnen ombouw gemaakt waardoor de vijver meer diepgang kreeg. De diepte varieerde toen van twee meter in het midden tot vijfenzeventig centimeter aan de randen. De veronderstelling is dat men hierdoor de vijver als zwembad kon gebruiken. Aan de voorkant werd een betonnen bank geplaatst (fig.156).
Omdat het complex nogal perifeer gelegen was werden de benodigdheden met paard en wagen in Arnhem gehaald. Van de wagens waren verscheidene soorten in omloop die ook voor verschillende doeleinden werden gebruikt (fig.148).
Om met paard en wagen de draai naar het landhuis te kunnen maken moest er van de houtwal tegenover het landhuis een stuk worden afgehaald. Deze beschadiging is nog steeds goed te zien (fig.145).
In 1925 trouwden Nellie Boden (zij was de jongste zuster van Ernst Boden) en Dr. Aijelt Folkert Krull (van oorsprong komt de familienaam Krull uit Emden) en bewoonden tot aan de oorlog het landhuis. Dr. Krull was predikant bij de Nederlands Hervormde Kerk, emeritus sedert 1929 en was al eerder getrouwd geweest en had drie dochters. Dit tweede huwelijk bleef kinderloos.
Nadat in 1917 Ernst Boden was overleden werd Nellie Boden erfgename van het landgoed Zonheuvel. Tot het bombardement van Rotterdam in 1940 woonde de familie Krull ’s zomers op het landgoed. Achter de villa hield Mevrouw N. Krull-Boden voor haar hobby een hondenkennel waar zo’n vijftig schnautzers in huisden.
Kinderen van familie kwamen wel eens op het landgoed logeren en vanwege de oorlogsdreiging vond men het raadzaam om er een schuilmogelijkheid te maken. Men bestelde (in 1939 of 1940) een geprefabriceerd bunkertje welke bestond uit betonnen segmenten met aan de ene kant een stalen deurtje en aan de andere een kijksleuf (of ventilatieopening). Om het gasdicht te kunnen maken was het voorzien van een knevelsluiting met rubberen afdichting. Het geheel werd achter het landhuis geplaatst en staat daar nu nog.
Toen het huis in Rotterdam verloren ging bij het bombardement van 1940 werd Zonheuvel hun permanente domicilie tot de inbeslagname door de Duitse Wehrmacht in september 1940.
Hoewel Mevrouw N. Krull-Boden ziek was werd de familie Krull in september 1940 door de Duitsers gedwongen hun woonhuis Zonheuvel te verlaten. Zij overleed in 1940 en Dominee Krull in 1942 te Velp.
De rentmeesterswoning werd als kantoor ingericht en gebruikt door de Duitse beheerder van het vliegveld, Dipl.-Ing. Sacharias.
De familie van de Kamp woonde op de Koningsweg en was geëvacueerd naar Beekbergen. In het vroege voorjaar van ’45 besloot men (ondanks dat de oorlog nog niet was afgelopen) terug te keren naar de woning die bezet bleek te zijn door een familie uit Arnhem. Ze besloten om in de chauffeurswoning van Zonheuvel te gaan wonen.
Veilig was het in die tijd nog niet en men maakte van de kelder van de voormalige boerderij Petersburg een schuilkelder die regelmatig moest worden gebruikt. Zo kwam er een gewonde Hollandse SS er die met het pistool in de hand hulp eiste. Hij ging nadat hij geholpen was naar de Koningsweg waar hij door een Canadese verkenningspatrouille werd doodgeschoten en zijn lijk onder een heg werd gedumpt. De Duitsers hadden, om de geallieerde opmars te vertragen, midden op het kruispunt Koningsweg/Deelenseweg een bom laten ontploffen waardoor er een groot gat in de weg was ontstaan. Het verhaal dat door verschillende oude bewoners van het kruispunt wordt verteld is dat de Canadese bulldozer die het gat kwam dichten, daar ook de SS er maar ingegooid heeft, zodat er nu waarschijnlijk nog een lijk onder het kruispunt ligt.
De dochters van Dominee Krull werden zijn erfgenamen. Het ging hier om: Siebregje Anna Hendrika Krull, destijds directrice van het Ooglijdersgasthuis in Rotterdam, geboren in 1895 en overleden in 1972.
Maria Anna Hendrika van der Perk-Krull, geboren in 1900 en overleden in 1974. Zij was gehuwd met Dr. S.A. van der Perk, geboren in 1891 en overleden in 1976 en destijds huisarts te Rotterdam.
Margaretha Senffleben-Krull, geboren in 1901 en overleden in 1987, gehuwd met de Heer W.O. Senffleben, geboren in 1899 (?) en overleden in 1974 (?), destijds werkzaam bij Unielever vestiging Kleef en woonachtig te Kleef.
In 1945 is er sprake van vordering in eigendom; perceel A 1071 aan de Deelenscheweg komt terecht in legger-artikel 11932 van de Stichting Landelijke Bezettingsschade.
Zoals na de oorlog gebruikelijk was bij veel terreinen die door de Duitsers waren geconfisqueerd, kwam het landgoed en gebouwen in bezit van de Stichting Landelijke Bezettingsschade en hadden de oude eigenaren het nakijken (Kadastrale legger – artikel 11932 gemeente Arnhem). Hetzelfde gebeurde ook bij het park De Hoge Veluwe dat daardoor geen recht had op teruggave van het door de bezetter in beslag genomen gebied. In principe zouden de terreinen worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren behalve als Defensie er belang bij had en dat was hier het geval. De beslissingen of de terreinen zouden worden teruggegeven aan de oude eigenaren werd pas jaren later genomen.
Na de oorlog werd het landhuis Zonheuvel bewoond door vrouwen en kinderen waarvan de mannen als NSB-ers gevangen zaten. In datzelfde jaar brandde het pand geheel af, niet door oorlogshandelingen maar doordat een demente oude vrouw een kachel omstootte.
Het huis werd niet herbouwd.
In 1949 besloot het Ministerie dat men het terrein niet meer nodig had en werden de erfgenamen (de kinderen van Dominee Krull) in de gelegenheid gesteld het landgoed geheel of gedeeltelijk terug te nemen. Voor het gedeelte dat niet zou worden teruggenomen werd als alternatief geboden: ‘inschrijven in het Grootboek’ = Staatsleningen.
Maria Krull en haar man Simon van der Perk kozen voor een gedeeltelijke teruggave. Aangezien het landhuis er niet meer was en op het terrein een aantal door de Duitsers gebouwde objecten stond, vonden zij het gedeelte ten westen van de Deelenscheweg minder geschikt. Zij kozen voor de aan de oostzijde van de Deelenscheweg gelegen rentmeesterswoning, de boerderij Zonheuvel (het vroegere Nomen Nescio) die daarnaast stond en het bijbehorende bosterrein. Dit gebied vormde één geheel en men zag hier meer mogelijkheden.
De twee andere dochters S.A.H. Krull en Mevrouw M. Senffleben-Krull kozen voor de vergoeding in de vorm van Staatsleningen. Deze vergoeding werd hoofdzakelijk gegeven voor het afgebrande huis. De rentmeesterwoning was in die tijd al verhuurd en de boerderij was voor de oorlog – en tot op heden – verpacht.
De watertoren is in het begin van de jaren ’50 vanwege de slechte bouwkundige staat waarin hij verkeerde gesloopt waarna men met de stenen de oude waterput dempte. De chauffeurswoning werd in de jaren ’50 verbouwd en is thans de hoofdwoning van het vakantieoord Petersburg.
In 1952 werd het terrein van het landhuis voor een deel verkocht aan de gemeente Arnhem en voor een deel aan de familie van de Kamp die in de chauffeurswoning kwam te wonen en van het terrein een kampeerplaats wilde maken.
Toen Dr. Simon Alexander van der Perk zijn artsenpraktijk in Rotterdam had beëindigd, zegden toevallig de huurders van de rentmeesterswoning de huur op. De familie van der Perk was net op zoek naar een huis buiten Rotterdam en na het verbouwen ervan zijn ze er in 1962 gaan wonen. Zij claimden de naam Zonheuvel en de familie van de Kamp moest een andere naam bedenken, zo werd Zonheuvel weer Petersburg.
Het gezin van der Perk – Krul had twee kinderen , Matheus Albert van der Perk, geboren in 1929 en huisarts te Bilthoven, getrouwd met Catharina Aurelia Lucia van der Perk-Calkoen, geboren in 1934 en zijn zuster Marijke Anna Hendrika van der Perk, geboren in 1931 en overleden in 1992, destijds fysiotherapeute te Rotterdam.
Toen Dr. Simon Alex van der Perk overleed werden zij de erfgenamen en in 1987 werd het landgoed met uitzondering van de hoeve Zonheuvel, door hen aan de gemeente Arnhem verkocht. Dit gebeurde onder de voorwaarde dat de status van landgoed behouden bleef. De gemeente Arnhem heeft korte tijd later de rentmeesterswoning met één hectare grond doorverkocht aan een particulier.
De boerderijen Leipzig, Dresden en in Arnhem Moscowa werden midden 19e eeuw gebouwd en kregen hun namen doordat de eigenaar, baron van Heeckeren van Enghuizen, militair in hart en nieren, voor Napoleon had gevochten in de Volkerenslag bij Leipzig in 1813. De baron had al eerder in 1821 het landgoed Sonsbeek in Arnhem aangekocht. Dit landgoed breidde hij in de loop der jaren uit en achtereenvolgens verschenen op het uitgestrekte terrein drie ontginningsboerderijen, waarvan Moscowa de eerste was. De twee anderen kregen de namen ‘Dresden’ en ‘Leipzig’ (fig.149, 150).
De baron kreeg al op 9 jarige leeftijd zijn eerste onderricht op de militaire school in Zutphen en zoals veel van zijn leeftijdsgenoten uit vooraanstaande kringen vervolgde hij zijn opleiding aan de militaire academie in Berlijn. De eerste slag waaraan Van Heeckeren als jong officier deelnam, was bij die van Jena in 1806. Met de Pruisen vocht hij toen tegen Napoleon. Korte tijd later keerde hij weer terug naar zijn vaderland waar hij sinds de inlijving bij Frankrijk zijn loopbaan voortzette. Zo kwam het dat Van Heeckeren zich in 1812 bij Napoleon, zijn vroegere tegenstander, voegde om deel te nemen aan diens grote veldtocht tegen Rusland. Daar maakte hij onder andere de slag bij Borodino mee. Het was juist deze slag die in dit verband van bijzonder belang is. De Fransen, die dit gevecht kennen als de slag bij Moskowa, versloegen toen de Russen, waardoor de weg open lag naar het 70 kilometer verderop gelegen Moskou.
Nadat het achter de boerderij Moskowa gelegen gebied in 1876 door de gemeente Arnhem in gebruik werd genomen als begraafplaats, kreeg deze de naam van het huis waar de grond oorspronkelijk bij hoorde. De spelling met een ‘c’ kreeg echter spoedig de voorkeur (Dissel, 1992).
Na Moscowa bouwde baron Van Heeckeren de ontginningsboerderijen Dresden en Leipzig. De beide boerderijen werden behalve voor het ontginnen van de heidegronden ook voor andere doeleinden gebruikt. Zo werden er in Leipzig varkens gehouden en was er een schaapskooi terwijl Dresden werd gebruikt om er paarden te stallen.
Voor dit doel waren er paardenboxen ingericht. In de oorlog werden de paarden door de Duitsers gevorderd zodat ze voor hen dienst konden doen. Om aan het benodigde vlees te komen werd boerderij Leipzig als varkenshouderij ingericht zodat men niet van anderen afhankelijk was.
Doordat baron van Heeckeren zijn bezittingen Napoleontische namen gaf heeft hij ervoor gezorgd dat van alle Nederlandse provincies, Gelderland de provincie is waar de meeste boerderijen voorkomen met een Oost Europese naam. Van Heeckeren had goede herinneringen aan de strijd in het oosten.
Vreugde over het feit dat een lid van de familie nu juist van een dergelijk uitstapje gevrijwaard was gebleven, vinden we daarentegen als motief bij de boerderijnaam Moskou te Hardegarijp. Een geval als dit laatste maakt ons duidelijk waarom we de deelname aan militaire expedities maar zo weinig als naamkeuzemotief tegenkomen. De groepen uit de samenleving die meer dan anderen in de gelegenheid geweest zijn om namen te geven, waren eigenaars van boerderijen, landhuizen, villa’s en landerijen. Het zijn echter ook deze mensen geweest die zich makkelijker aan de dienstplicht hebben kunnen onttrekken door zich vrij te kopen of een remplacant te sturen. Zij hebben de Russische kou dus meestal niet zelf meegemaakt (Rentenaar, 1984).
Petersburg, Dresden en Leipzig nu.
Het terrein van het landhuis is tegenwoordig ingericht als vakantieoord voor stacaravans voor zo’n 85 gezinnen en heeft weer de naam Petersburg. Het bakhuis en de chauffeurswoning zijn er nog te vinden terwijl aan de overzijde van de weg het rentmeestershuis en de boerderij staan (fig.152). Zoals o.a. blijkt uit het opschrift op de huif van de wagen op figuur 148 (de foto is gemaakt in 1912) werd de boerderij toen al Hoeve Zonheuvel genoemd.
Tot voor de oorlog was er geen sprake van kazernebouw in het gebied waar de ontginningsboerderijen Dresden en Leipzig lagen. Met de bouw van Groot en Klein Heidekamp door de Duitsers veranderde dit en kwamen de boerderijen in militair gebied te liggen (fig.151). Na de oorlog werd de Oranjekazerne gebouwd waar de boerderij Dresden deel van ging uitmaken. De infrastructuur op de kazerne werd ter plekke zodanig aangepast dat de boerderij niet gehandhaafd kon blijven en werd daarom gesloopt. Tegenwoordig is er van de boerderij niets meer terug te vinden.
Op de plaats waar op de Oranjekazerne de boerderij Dresden heeft gestaan vinden we nu een waterreservoir met een pomphuisje (fig.157). De Oranjekazerne was vroeger niet aangesloten op de waterleiding en men haalde het water rechtstreeks uit de bodem. Het werd opgeslagen in dit reservoir en verdeeld over het kazerneterrein plus vliegveld. Later werd de Oranjekazerne aangesloten op de waterleiding van Arnhem en was de eigen waterpompinstallatie niet meer nodig.
Bij boerderij Leipzig werd direct na de oorlog een dump opgericht. De boerderij zelf bleef tot in de zestiger jaren intact waarna hij werd gesloopt om plaats te maken voor de centrale werkplaatsen van de heidemaatschappij. Men bleef nog geruime tijd last houden van verzakkingen vanwege de waterput die niet goed was gedempt. Na de heidemaatschappij kreeg de bosbouwschool er een afdeling en nu staat er op de plaats waar eens Leipzig lag het complex van IPC Groen, een opleidingsinstituut voor boombeheer en verzorging (fig.158).