Afgelopen nacht is er een kleine voortzetting van de 2e Wereldoorlog geweest op de kamer. Om een uur of drie kwam een groepje Duitsers terug en vonden daar een Amerikaan die illegaal binnen was gekomen en op één van hun bedden lag te
ronken. De leiding werd er bij gehaald en de Amerikaan naar buiten geknikkerd waarna de Duitsers (flink aangeschoten) hem vanuit het raam nog eens met bananenschillen ging bekogelen.
Afijn, nu zit ik om 9 uur in de kantine van de Duitse spoorwegen en wacht op de trein die me vanuit München doorbrengt naar Wenen en dan door naar Boedapest. Het ligt eraan of er in Wenen slaapgelegenheid is voor treinpersoneel zodat ik daar blijf overnachten of niet. Ik ben bang dat ik geen geld genoeg bij me zal hebben als ik de overnachtingen in deze dure landen moet gaan betalen. Maar goed, de jungle van de Münchense bierfeesten heb ik overleefd nu zal het in India ook wel lukken. Voor zover het mogelijk is probeer ik me met problemen niet te bemoeien. Zo had ik die Amerikaan ook wel kunnen helpen (misschien wel door hem bij me in bed te nemen) maar ik houd me liever afzijdig en kijk hoe ’s lands eer ‘s lands wijs het oplost. (Ze maken het me soms wel knap lastig want verderop zit er één te roken in een niet roken afdeling).
De reis door Oostenrijk richting Wenen verloopt prima. Soms rijden we stukken langs de Donau met zijn blauwe (kalkrijke) water en dat is wel mooi. Het landschap zelf is niet zo bergachtig en elk stukje grond is bewerkt. Het is zo te zeggen nog niet zo spannend.Wel kwamen we door Melk en zie je een prachtig met goud bewerkt kasteel staan. Deze trein rijdt door naar Boedapest en ik blijf maar zitten omdat ik liever in een Oostblokland ben dan in het westen.
Net de grens gepasseerd met Hongarije, gelijk een totaal ander landschap. Na Wenen werd het al droger en hier zagen we ook Turkse vrachtauto’s op de trein staan richting Turkije. De huizen zijn ongeverfder, wegen hobbeliger en ouder, de landerijen niet allemaal bewerkt, kortom het heeft wel wat. En oh ja, de eerste walmende fabrieksschoorstenen heb ik ook al
gezien. (En een verdwaalde stoomlocomotief en Skoda’s). In Boedapest aangekomen en naar
het verblijf van het treinpersoneel gevraagd.
Dezelfde man en vrouw als enige jaren terug hadden het heft nog steeds in handen. Ze vroegen drie DM voor een slaapplaats en ik gaf ze er vijf. Zij blij ik ook. Voor de wc kreeg ik een krant mee, die was er niet voor om te lezen, maar om wc papier van te maken. (Het raam van die wc was er trouwens helemaal uit en je keek zo een diep zwart gat in. De douche
bestond uit een kraan met twee nagemaakte houten knoppen erop en natuurlijk geen douchekop, die konden ze schijnbaar ergens anders wel gebruiken. Morgen half 8 moet ik eruit zeiden ze, dus ik ga maar eens de stad bekijken en de reinenloop richting Belgrado onderzoeken. Gelopen van hier tot ginder, ik schat zo’n beetje 15 km. Eerst op zoek gegaan naar een kaart maar niets gevonden. Nu kan je hier ook eigenlijk niet verdwalen, allemaal brede wegen waar de auto’s voortjakkeren en haaks daarop de zijstraten. Boedapest is best wel een mooie stad en als je ‘s avonds bij de Donau staat zie je mooie bruggen en aan de overkant ligt Pest met prachtig verlichte gebouwen op een heuvel.Veel winkels zijn er en het ziet er best wel schoon uit ook. Alleen de mensen zijn niet zo vriendelijk en het draait eerder om het geld dan om de
menselijke betrekkingen lijkt het. Ik zou er om half 8 uit zijn had ik beloofd maar dacht naderhand, hebben ze hier wel dezelfde tijd als bij ons, we zien wel. Om kwart over 6 hoorde ik gerommel op de gang, ging eruit en pakte mijn spullen in om tot de ontdekking te komen dat het inderdaad half 7 was en tot 11 uur buiten op straat mijn tijd moest zien door te brengen want dan gaat de trein richting Beograd, Joegoslavië.
Een moeilijk punt is vaak dat je niet weet hoeveel geld je om moet wisselen zodat je altijd een kleine hoeveelheid geld overhoudt. Hier in Boedapest kwam het mooi uit en kon ik met mijn laatste kronen naar de wc. Papier nooit van gehoord en sloten op de deur al evenmin. Dan maar wat water uit de pot opvissen en het daarmee doen. (M’n pen is er nog nat van geworden ook).
Op het ogenblik rijden we door de Hongaarse Pustas en het is een grootgebied van bruinig gras waar paarden los rond lopen. Rondom Boedapest was het een smerig gedeelte, het leek of je over een vuilnisbelt reed. De trein rijdt niet sneller als ± 60 km/h en stopt vaak voor overwegen die geen afsluitbomen hebben. In mijn coupé zitten twee dames allebei verwoedt
met een GSM-etje te spelen, volgens mij bellen ze elkaar op. Bij de grens met Joegoslavië stroomde de trein vol met militairen en douanepersoneel en moest ik een visum halen voor 21 dollar, de afzetters. Uit de hele trein werden de mensen gehaald die in optocht naar een kantoortje moesten lopen om daar het geld te overhandigen. Je moest 30 DM of 21 dollar betalen. Overal moet je hier betalen lijkt het wel, extra toeslagen voor de trein enz. en dat voor zo’n boemel als dit. Op de stations staan allemaal kapotte oude locomotieven en ik geloof dat ze hier in dit land aardig in geldnood zitten. In de Railguide wordt al gewaarschuwd dat het in Belgrado niet veel soeps is en dat alles er schrikbarend veel kost en besluit daarom maar door te rijden naar Griekenland, naar Thessaloniki om precies te zijn.
We rijden hier met de ramen open, zo warm is het. Er zitten hiernaast een Poolse jongen en meisje die ook naar Thessaloniki gaan en gelijk moeten beginnen met werk zoeken want ze hebben geen geld meer voor de terugreis. Ik heb ze maar een dropje aangeboden maar ze trokken een vreselijk raar gezicht (die jongen had dat al voor die tijd) toen ze het proefden en wisten niet hoe snel ze het uit moesten spugen toen ik zei dat het uit Amsterdam kwam. Er zijn inmiddels drie Joegoslaven ingestapt en het wordt nog een gezellige boel ook, ze hebben bier meegenomen en proberen een beetje Duits te praten.
Het wordt later en donker maar het licht van ons rijtuig doet het niet dus zitten we urenlang in het donker te keuvelen, te drinken en van mijn drop te eten. Wat kunnen die lui smakken zeg! Het is inmiddels 11 uur ‘s avonds en we zitten nog in Joegoslavië en denk dat ik m’n slaapzak maar eens uit ga rollen want die mannen zijn ook weer weg.