Op het terrein van het tegenwoordige Koonings Jaght liet jonkheer Brantsen in 1862 een ontginningsboerderij bouwen met de naam ‘Heidepol’. Hoogstwaarschijnlijk door te lage opbrengsten of doordat het nogal afgelegen lag, kreeg de boerderij telkens een andere eigenaar. De laatste eigenaar was de heer van der Eijck, directeur van een handelsvereniging uit Amsterdam die het complex van gebouwen en 30 ha land in 1938 kocht. Hij liet de boerderij afbreken en er een kapitale villa in Delftse School-stijl voor in de plaats zetten (fig.276). De eigenaar heeft er echter nooit gewoond omdat de oorlog uitbrak.
In de oorlog trokken de Duitsers in het huis waarna, na de oorlog, de gemeente Arnhem het huis vorderde. In het huis kwam de Stichting Bijzondere Jeugdzorg die er de kinderen van NSB-ers ging heropvoeden (Werkgroep Schaarsbergen).
De Heidepol was een der eerste kinderkampen die met dit werk begon en hieronder staat een stukje over de werkwijze in de jaren direct na de oorlog uit de Arnhemse Courant van 8 juni 1946. Het artikel is de weergave van een gesprek met de heer Verwoerdt, die in de dagen na de oorlog de leiding had over Heidepol (Dorpskrant Schaarsbergen, 2000) (fig.276a).
De vrijheid voor de kinderen was beperkt hoewel er geen schildwachten stonden voor de bewaking. Men kon bijvoorbeeld niet vrij de stad bezoeken maar incidenteel kon men wel met een pasje de poort uit. In het kamp zelf was gelegenheid genoeg voor ontspanning, men kon naar hartelust spelen en ravotten in de bossen om het huis, sporten of lid worden van de padvindersvereniging.
De grootste moeilijkheid bestond uit het feit dat vooral de oudere kinderen besmet waren met de idee van de nationaal-socialistische ideologie. Met het organiseren van lezingen over bijvoorbeeld belevenissen in Dachau en door het inzetten van idealisten werd er goede vooruitgang geboekt met het op andere gedachten brengen van de kinderen.
De situatie zoals hierboven beschreven kan worden gezien als een stukje propaganda. Het was inderdaad de bedoeling dat de kinderen op andere gedachten gebracht zouden worden maar de manier waarop verschilde nogal met de hierboven beschreven situatie.
Naar nu blijkt was de sfeer in het gebouw er een van onderdrukking en terreur. Er blijken onder de ouderen die de heropvoeding hebben meegemaakt veel trauma’s naar boven te zijn gekomen. Men had het idee in een strafkamp te zijn aanbeland bij bewakers die niet onder deden voor de Duitsers. Lijfstraffen kwamen voor en zonder eten naar bed werd niet als uitzonderlijk beschouwd. Ook het opsluiten in de kelder werd toegepast. Geestelijk en seksueel misbruik kwam op een zodanige wijze voor dat de oudste meisjesgroep werd ontbonden en zij de lessen niet verder konden vervolgen. In de jaren daarna hebben zelfs verschillende mensen zelfmoordpogingen ondernomen dankzij deze zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis.
Het kan niet ontkend worden dat er zich vreemde zaken hebben afgespeeld in deze instituten in de naoorlogse periode maar over het algemeen was het personeel zeer begaan met het lot van de kinderen.
Mevrouw Opmeer (bijnaam Marijke) heeft veel goede herinneringen aan de naoorlogse periode waarin zij als hoofd huishoudelijke dienst en kleuterjuffrouw de zorg had over een groot aantal kinderen. Zij kwam uit Doetinchem en ging al op jonge leeftijd naar de Heidepol om daar te werken.
In deze periode moest men het in het begin stellen zonder water en elektra en men had de grootste moeite om aan voldoende voedsel (weinig voedselbonnen) te komen voor de kinderen die al op zeer jonge leeftijd hier ondergebracht waren (fig. 276 b,c,d).
Ook had men veel last van muizen die in grote getale aanwezig waren en het weinige voedsel aanvraten. Op een gegeven moment werd er zelfs door juffrouw Marijke gestaakt om meer voedsel voor de kleinsten te verkrijgen. Door de leiding werd ze toen onder handen genomen om haar verantwoording te nemen en men verplichtte haar om eierenpap te eten.
Haar klas bestond uit 32 kinderen die erg lief en aanhankelijk waren. Soms kocht zij van haar eigen geld boeken (sprookjes van Grimm) waaruit zij kon voorlezen.
De kinderen hadden het er soms erg moeilijk mee om in de Heidepol te verblijven. Mevrouw Opmeer herinnerde zich dat er zelfs enkele kinderen met kaalgeschoren hoofden waren die trots naar haar toe kwamen om hun nieuw aangegroeide haren te laten zien.
Pa en ma Verwoerd hadden de leiding en als er wat gebeurde dat niet door de beugel kon dan kwam het wel eens voor dat de jongens naar het ‘stoppelveld’ werden gestuurd om daar op het land boomstronken te verwijderen.
In het begin werd er geslapen in de vliegtuigloods die aan de overkant van de Koningsweg bij Vaassen was gesitueerd. Voor de oorlog bouwde en repareerde hij er zweefvliegtuigen die daar nu niet meer aanwezig waren. De jongens en meisjes sliepen hier gescheiden en het kwam wel eens voor dat er iemand afgekoeld moest worden in een koud bad.
De ouders van de kinderen verbleven in andere instellingen (De Kruisberg, Avegoor) en op geregelde tijden konden de kinderen hun ouders een bezoek brengen. Dit was soms een zware beproeving omdat de ouders het er niet mee eens waren dat hun kinderen van hen waren weggenomen.
Op Heidepol zelf heerste een ontspannen sfeer en de blokhut die de eerste eigenaar achter Heidepol had laten bouwen werd al snel gebruikt als ontspanningsruimte (fig. 276 e,f).
Men organiseerde voor de grotere jongens wel eens boksavonden en ook had men veel plezier met het in de avonduren achternalopen van Toon die al fluitspelend over de heide liep.
De mogelijkheid om een bezoek te brengen aan Arnhem was er ook. Men ging dan met de bellenwagen of liftend omdat eigen vervoer niet aanwezig was. De bellenwagen was een vrachtauto die men als bus had ingericht met twee planken aan de zijkant om op te zitten. Als je er vanaf wilde dan moest je de bel luiden. Voor de terugweg was er bijna altijd wel een militair bereid om een lift te verzorgen.
Voor ziektegevallen riep men de hulp in van dokter van Guilik die de bijnaam had van Sybasolletje vanwege het vele uitschrijven van dit recept.
De bedoeling was om de kinderen onder te brengen bij pleeggezinnen en als er dan een kind werd opgehaald dan werd dat vaak als een groot verlies ervaren door het personeel.
In 1952 werd het landhuis een hotel en als naam kreeg het ‘s Koonings Jaght. Na enige jaren
werd het hotel verkocht aan het Sociaal Pedagogisch Centrum dat er een internaat op algemene grondslag vestigde voor ernstig gehandicapten.