Vanwege de grote hoeveelheden benodigde bouwmaterialen die nodig waren voor de uitbreiding van het vliegveld Deelen besloot de Duitse bezetter een spoorlijn aan te leggen (fig.160). Het enkelsporige traject is zeer snel tot stand gekomen. De uitvoering was ook eenvoudig. De Veluwse bodem was droog en hard genoeg om te volstaan met egalisering. Met een laagje grind kon de lijn op niet al te zware bielzen snel vorderen. Begin april 1941 verschenen er landmeters in Wolfheze en na eenzijdige onteigeningsprocedures kon 2 maanden later met het werk worden begonnen. Er werd een aftakking gemaakt vanaf het baanvak Arnhem – Utrecht en beuken gerooid in noordelijke richting. Behalve het eerste stukje, waar de lijn zich tussen de woningen en landjes van de bewoners van de Duitschekampweg doorwrong, liep het traject uitsluitend door onbewoond gebied. Eerst langs de Wolfhezerweg (toen nog met grote bomen, waardoor het lijntje gecamoufleerd was tegen luchtwaarneming) en daarna dwars door de bossen en heide van de Veluwe. Op het vliegveld aangekomen moest er kop worden gemaakt om de opslagtanks voor vliegtuigbenzine, depots voor onderdelen van V1’s en munitiedepots te bereiken. Deze depots lagen verscholen in de bossen van de Hoge Veluwe. In september 1941 werd de lijn officieel geopend met een Duits feestje (fig.161).
Het bommenlijntje werd in eerste instantie gebruikt voor de aanvoer van bouwmaterialen. Er werd veel gebouwd op en in de omgeving van het vliegveld: installaties, hangars, opslagplaatsen, start- en rolbanen, barakkenkampen, geschutsopstellingen en alles wat er verder nodig was in een grote gemeenschap. De grote vluchtleidingbunker Diogenes, het hart van de Duitse verdediging in de lucht met een supermoderne vluchtleiding, was een enorm bouwwerk en hier werd een speciale aftakking van het bommenlijntje naartoe gelegd.
Behalve bouwmaterialen werden over het bommenlijntje vanzelfsprekend allerlei benodigdheden aangevoerd voor de behoefte van het vliegveld. Munitie, bommen, geschut, vliegtuigbrandstof, vliegtuig- en andere onderdelen en V-1’s. Ook moest er voedsel, spullen voor de militairen, de landbouwoogst van het vliegveld etc. vervoerd worden. De machinisten waren Nederlanders.
Er waren twee ritten per dag naar het vliegveld, een in de ochtend en een in de middag. De goederentreinen werden in de regel gereden met een locomotief van de serie 3200 vanuit het depot Arnhem.
Vanaf 1944 bevond zich in Deelen een opslagplaats voor V1 raketten die per spoor vanuit Nordhausen via Venlo werden aangevoerd. Na assemblage werden deze vergeldingswapens op afroep per vrachtauto naar de diverse lanceerinstallaties in ons land gebracht.
Aan de exploitatie van het bommenlijntje kwam een eind na een geallieerd bombardement, begin september 1944 en de op 17 september1944 verordonneerde spoorwegstaking.
Voor het vervoer van personeel werd het bommenlijntje niet gebruikt. Voor hen werd de tramlijn vanuit Arnhem noord doorgetrokken naar de Koningsweg (fig.162). De Duitsers namen hierbij de kosten van aanleg van de onder- en bovenbouw en bovenleiding voor hun rekening. De kwaliteit van de tramweg was, zo schreef de directeur van de GETA, goed; de bovenleidingconstructie liet daarentegen te wensen over. Zo werden door materiaalgebrek in plaats van stalen masten, boomstammen toegepast om de rijdraden te torsen die tijdens het passeren van de trams vervaarlijk naar elkaar toe bogen.
Het bommenlijntje nu
Een groot deel van het bommenlijntje ligt op het terrein van het nationale park De Hoge Veluwe. In het park was er geen noodzaak om de grond te gaan gebruiken voor de landbouw zodat het traject hier het beste bewaard is gebleven. Komende vanaf Wolfheze
kruiste het lijntje de A12 die toen net in aanleg was. Er werd een enkelsporige tunnel gebouwd van gewapend beton die nog altijd aanwezig is (1). De hoogte van de tunnel is zodanig dat er ook met gesloten goederenwagons kon worden gereden. De tunnel is tegenwoordig langer doordat er een wegverbreding heeft plaatsgevonden (fig.163).
Ten noorden van de A12 maakt de lijn een boog om langs een nogal geaccidenteerd terrein te komen (2). Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit zandgronden zodat het voldoende was om het tracé te egaliseren door het opvullen van de dalen met zand. Maar vanwege de snelle aanleg verkoos men er toch voor om er met een boog omheen te gaan (fig.164).
Na de boog passeerde men de Harderwijkerweg die tegenwoordig afgesloten is en deel uitmaakt van een natuurgebied (3). Deze weg is de vroegere Hessenweg van Arnhem naar Harderwijk (fig.165). Na de kruising met deze weg gaat het tracé verder over het terrein van Koningsjacht, een instituut voor geestelijk gehandicapten, in de richting van de Koningsweg. Men kan het tracé hier niet verder vervolgen vanwege een hekwerk dat om dit terrein is geplaatst.
Na de Koningsweg te zijn overgestoken gaat de lijn verder op het terrein van De Hoge Veluwe (4). Van de kruising zelf is niets meer terug te vinden. Het traject is nog zeer goed te volgen vanwege de bomen die ernaast staan. Het traject werd zoveel mogelijk aan weerszijden met bomen beplant zodat men enigszins beschermd was voor de geallieerde vliegtuigen (fig.166).
Op het terrein van De Hoge Veluwe buigt de lijn naar rechts over het Aalderinksveld (fig.167) (aan de noordzijde van dit veld woonde omstreeks 1900 Carel Aalderink met zijn vrouw en 11 kinderen).
Het tracé vormt hier een prachtig geheel met de omgeving en is voor mens en dier een mooie afwisseling van het vlakke veld (5).
Na het Aalderinksveld verdwijnt het tracé tussen de beukenbomen van de bosrijke omgeving. Op sommige plaatsen moest men het terrein uitdiepen (fig.168) wilde men het stijgingspercentage niet al te hoog laten oplopen (6).
Vervolgt men het tracé dan komt men bij een aftakking van de baan naar het vluchtleidingscentrum Diogenes. Deze aftakking diende om bij de bouw van dit centrum bouwmaterialen aan te voeren. Van dit traject is niets anders meer terug te vinden dan een paar openingen tussen de bomen waar het lijntje vermoedelijk heeft gelegen.
Vervolgen we de hoofdbaan dan zien we dat het traject een kleine knik naar links maakt en dan rechtdoor de vroegere rolbaan volgt (7). Aan het eind van deze baan lag een perron met een brandstofopslagplaats. Een stuk baanvak was dubbelsporig omdat dit gebruikt werd om de locomotief om te rijden zodat de trein getrokken in noordelijke richting naar de munitieopslagplaats kon rijden (fig.169).
Langs de aftakking in noordelijke richting staat de tot boerderij verbouwde locomotiefloods waar het onderhoud aan de locomotieven plaatsvond. Deze boerderij is de Ritsaerthoeve (8) één van de vier Heemskinderen (zie de vier Heemskinderen) (fig.170).
De spoorbaan vervolgde zijn weg met een ruime bocht over een akker en kwam aan bij wat nu het hek van het park is.
Van het stuk baanvak dat over de akker liep is door het bebouwen van de grond (met hoofdzakelijk aardappelen en suikerbieten) niets meer terug te vinden. Achter het hek van De Hoge Veluwe is dit anders.
Dit stuk grond, dat eerst deel uitmaakte van het vliegveld, kwam weer terug in handen van het park en is op het ogenblik een rustplaats voor groot wild. De baan liep hier om een groot regenwaterbassin heen (9) in de richting van de opslagplaats voor munitie. Het baanlichaam is nog aanwezig en het bassin is tegenwoordig een drinkplaats voor het wild. Ook staan er nog enkele bunkertjes die tegenwoordig als schuilplaats voor dieren dienst doen.
Aan de oostzijde van het baanvak ligt een betonnen bak welke gebruikt werd als waterreservoir voor brandbestrijding (fig.171, 172, 173).
Het tracé vervolgt zijn weg door het rustgebied voor grofwild en eindigt bij de Karitzkyweg.
Omdat er rond 1900 op het gebied van bosbouw en wildbeheer in Duitsland meer kennis aanwezig was dan in Nederland, werden op de Hoge Veluwe enkele Duitse boswachters en jachtopzieners in dienst genomen. Uit Oost-Pruisen kwam de bosbouw- en wildadviseur Herr Regierungs- und Oberforstrat Eduard Karitzky. Hij ontwierp een twintigjarig werkplan voor de ontwikkeling van de Hoge Veluwe (Haak, 2002).
Het gebied is niet toegankelijk voor bezoekers en er wordt dan ook door veel dieren gebruik gemaakt van de mogelijkheid te rusten omdat dit in de rest van het park, door de grote aantallen bezoekers, in mindere mate mogelijk is.
De Karitzkyweg was het eindpunt van de lijn en dit was één van de twee punten waar de vliegtuigbrandstof in tanks werd opgeslagen (fig.174). Het andere punt lag aan het stukje dubbelspoor bij punt 7.
Ten westen van de Karitzkyweg lag één van de drie munitieopslagplaatsen (11) (fig.175). De andere twee opslagplaatsen lagen op de Kop van Deelen en bij Vrijland.