Diogenes

Fig. 176 ‘Blitzmädel’, zij gaven met schijnwerpers de positie van de vliegtuigen aan. Bron: Signaal, nummer 10, 1944.

Fig. 177 Omgeving Diogenes omstreeks 1930. Bron: Topografische kaart 1932 (met toestemming Provincie Gelderland).

Fig. 178 Omgeving Diogenes (Rijksarchief) omstreeks 2003. Bron: Topografische kaart (met toestemming Provincie Gelderland).

Één van de imposantste bouwwerken in het onderzoeksgebied is de bunker ‘Diogenes’ die aan de Koningsweg is gebouwd. Het gebouw is momenteel als ‘Depot Schaarsbergen’ in gebruik bij Het Nationaal Archief (vandaar dat het op de kaart staat als ‘Rijksarchief’)(fig.177, 178).
Al in de jaren dertig werd in diverse landen geëxperimenteerd met radar. De proeven die de Duitsers op dit gebied ten behoeve voor hun luchtverdediging verrichtten, verliepen succesvol. Op 14 december 1939 wisten Duitse jagers, zes van de twaalf bommenwerpers die over de Noordzee naderden, neer te schieten. Vier dagen later ondergingen vijftien van tweeëntwintig aanvallende Britse bommenwerpers hetzelfde lot. Op een afstand van vijftig kilometer werden ze waargenomen door een radarapparaat van het type ‘Freya’. Radar had zich definitief bewezen in de Duitse luchtverdediging. Naast de voordelen die radar had was er het nadeel dat met het systeem geen onderscheid gemaakt kon worden tussen vriend of vijand. De Luftwaffe zocht en vond de oplossing van het plaatsbepalingprobleem van de eigen jagers in het ‘Y-systeem’. Een radiozender in een grondstation zond een signaal uit dat door een ontvanger in de jager werd opgepikt, vervolgens aan een zender in de jager werd doorgegeven die het signaal weer uitzond. In het grondstation, de Y-stelling, kon men het tijdsverloop tussen het uitzenden van het heensignaal en de terugontvangst van het retoursignaal meten. Uit het tijdsverschil van het signaal kon de afstand tussen de jager en de stelling worden afgeleid. Bovendien kon in de stelling de richting van waaruit het retoursignaal kwam worden vastgesteld. De combinatie van beide gegevens leverde de geografische positie van de jager op. Via een tweede frequentie kon tussen de Y-stelling en de piloot van de jager worden geconverseerd. De combinatie van de peil- en spreekfaciliteit noemde men een ‘Y-lijn’. Iedere stelling beschikte over ongeveer vijf Y-lijnen, hetgeen betekende dat in zo’n stelling vijf houten torens van circa twaalf meter hoogte stonden waarop de nodige meetapparatuur was aangebracht. De zenders die gebruikt werden hadden slechts een beperkt bereik. Omdat de Luftwaffe als eis stelde dat Y-navigatie tot op een hoogte van vijftig meter mogelijk moest zijn, was het noodzakelijk dat op verscheidene plaatsen in de sector van de divisie Y-stellingen werden opgericht (Tiemens, 1984).

Om de tactieken en technieken van het inzetten van jachtvliegtuigen (nachtjagers) in het donker mogelijk te maken, was al in januari 1942 (ten zuiden van het geconfisqueerde terrein van Sanatorium Koningsheide (zie Divisionsdorf) te Schaarsbergen een proefgevechtsleidingscentrum in gebruik genomen. Omdat de oude behuizing door de enorme groei van het aantal nachtvluchten en de toepassing van de nieuwste technieken daarin, spoedig ontoereikend bleek werd er besloten tot de bouw van een geheel nieuw gevechtsleidingscentrum waarin de opgedane ervaringen vervolgens werden uitgewerkt. Met de bouw van de enorme bunker met de codenaam ‘Diogenes’ werd in augustus 1942 begonnen. Diogenes ontleende zijn naam aan de beginletter ‘D’ van de plaats Deelen.
De bunker kwam op enkele honderden meters afstand van de oude commandopost te liggen.
Het gebouw was 62 meter lang, 40 meter breed en 23 meter hoog waarvan vier meter zich onder het maaiveld bevond. De muren en zolders hadden een dikte van drie tot vier meter en de bouw van de bunker, met een volume van 33.000 kubieke meter, vergde meer dan een jaar. Tegen de oostzijde van de bunker werd tevens een indrukwekkend administratiegebouw opgetrokken (fig.179). Het bouwmateriaal werd aangevoerd via het ‘bommenlijntje’ vanuit Wolfheze.
Voor de bouw van Diogenes was de keus gevallen op een perceel grond dat deel uitmaakte van een bijna tweeduizend hectare groot terrein dat de Duitsers voor de bouw van vliegveld Deelen van de eigenaar, de Stichting Het Nationale Park ‘De Hoge Veluwe’ in beslag hadden genomen. In het gebouw bevonden zich circa 150 vertrekken die met kolenkachels werden verwarmd. Het hele gebouw werd van elektriciteit voorzien door een eigen dieselaggregaat van een type die ook gebruikt werd in onderzeeboten. In het gebouw bevonden zich niet minder dan 36 wc’s en de ingangen en vluchtwegen konden worden afgesloten door stalen

Fig. 179 Bunker Diogenes aan de Koningsweg. De voorzijde van de bunker bestaat uit een administratiegebouw met daarachter de eigenlijke bunker. Bron: Asscher. In: Smaak, jaargang 2 nummer 12.

deuren. Als het gebouw in gebruik was waren er ongeveer 400 mensen tegelijkertijd aan het werk. Het dak was met netten gecamoufleerd tegen herkenning vanuit de lucht.
Het grootste en belangrijkste vertrek (15 x 20 x 12) was gesitueerd in het midden van de bunker. In deze ruimte was een matglazen kaart van twaalf meter breed en negen meter hoog geplaatst die beschenen werd met ultraviolet licht waardoor lijnen en tekens op de kaart sterk
oplichtten (fig.181).

Fig. 180 Dwarsdoorsnede van de commandozaal. Bron: Tiemens (1986), Teerosen op de Veluwe.

Fig. 181 Commandozaal van Diogenes met (5) het matglazen scherm met plattegrond van noordwest Europa en de gevechtleidingsofficieren op de banken. Aan de andere zijde van het scherm zitten de Blitzmädel. Bron: Signaal, nummer 10, 1944.

Aan de ene zijde in de commandozaal zaten aan lange trapsgewijs gebouwde tafels de gevechtleidingsofficieren die in voortdurende radioverbinding stonden met de jachtvliegtuigen. Op tweederde afstand in de zaal bevond zich de grote landkaart van matglas. Aan de achterzijde van de matglazen wand waren oplopende zitplaatsen gebouwd als in een collegezaal (fig.180). Hier zaten de Luftnachrichtenhelferinnen (Blitzmädel) die elk in verbinding stonden met een radarpost. Zij kregen de actuele meetresultaten door en projecteerden die dan met schijnwerpers op de doorzichtige landkaart (fig.176, 182). Op deze wijze konden de nachtjagers door de gevechtsleiders ‘blind’ naar het doel worden gepraat.

Fig. 182 Luftnachrichtenhelferinnen. Bron: Signaal, nummer 10, 1944.

De Duitse onderscheppingmethode bereikte in de loop van 1943 een hoge graad van perfectie. Dusdanig zelfs, dat de Britten de verliezen die ze leden, niet meer konden aanvullen. Met enige beduchtheid besloten ze ertoe over te gaan de Duitse radar te storen. Ze waren beducht omdat ze zich realiseerden dat de Duitsers met hetzelfde storingsmiddel de Britse radar kon treffen. Het middel was zilverpapier. Zilverpapier dat in pakken gebundeld werd en wanneer deze uit een vliegtuig geworpen werden, vielen ze open en vormden ieder op zich als het ware een wolk zilverpapier. Deze wolken reflecteerden de signalen van de radarzenders alsof het een bommenwerper betrof. De Duitse nachtjagers joegen zo op bommenwerpers die er tot hun stomme verbazing helemaal niet waren. De verwarring was compleet.
Vanuit Diogenes bleef de luchtverdediging zo goed en zo kwaad als het lukte georganiseerd worden en de Y-stellingen waren daarbij een onmisbaar werktuig. Diogenes bleef het middelpunt van een uitgebreid netwerk van verbindingen dat uitlopers had tot in Berlijn.
Op 18 september 1944, een dag na de luchtlanding bij Arnhem van de Britse troepen, verlieten de Duitsers de bunker Diogenes. Een achtergebleven ‘Sprengkommando’ kreeg de opdracht de gevoelige en waardevolle apparatuur in de grote zaal te vernietigen. Dat deden zij door twee vliegtuigbommen in de ruimte tot ontploffing te brengen. Het interieur liep daardoor inderdaad grote schade op maar het gebouw als geheel bleef ongedeerd.

Diogenes na de oorlog
Direct na de oorlog begon de afbraak van gebouwen op het vliegveld Deelen. Bouwmaterialen waren schaars en hard nodig voor het herstel van de oorlogsschade aan woningen in Arnhem en omgeving. Met de grote bunker kon men niets aanvangen totdat er iemand op de gedachte kwam dat het bouwwerk met zijn metersdikke muren van gewapend beton een ideale en dringend nodige opslagplaats kon zijn voor munitie en explosieven waarmee de omgeving na afloop van de oorlog bezaaid bleek te liggen. Dat dit niet helemaal zonder gevaar was blijkt uit een artikel in het Gelders Archief:

In en om de grote bunker, die de Duitsers de naam ‘Diogenes’ hadden gegeven, heerst volop bedrijvigheid. Een ploeg van acht man van de Hulpverleningsdienst (ressorterend onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken) is in het gebouw bezig met schoonmaken van binnengebrachte munitie. Een ploegje van vier man heeft zojuist in de bunker één van de daar opgeslagen bommen op een transportwagentje getakeld en manoeuvreert de ‘trolley’ met de zware vliegtuigbom (1500 kg) voorzichtig naar buiten. Waarschijnlijk willen ze de zogenaamde luchtmijn, berucht vanwege de vernietigende drukgolf die hij bij het ontploffen veroorzaakt, in de koele schaduw van de reusachtige bunker van zijn lading ontdoen. Juist wanneer zich een vijfde man bij het groepje voegt, explodeert de bom met een allesvernietigende kracht. De toedracht van het ongeluk is een raadsel en zal dat altijd blijven. Zat er – zonder dat de mannen dat wisten – nog een ontsteker in de bom? Waren ze nog bezig het ding naar buiten te rijden? Of waren ze al begonnen met het werk aan het projectiel? De recherche van de Arnhemse gemeentepolitie houdt het er in haar rapport over het ongeluk op, dat ze al bezig waren de springstof te verwijderen toen de bom op onverklaarbare wijze tot ontploffing is geraakt. Hoe de recherche hierbij komt vermeldt het rapport echter niet (Tiemens, 1998).

In het begin van de jaren vijftig besloot men om Diogenes en de omliggende grond over te dragen aan het Rijk dat in de bunker een hulpdepot van het toenmalige Algemeen Rijksarchief wilde vestigen.
Door de jaren heen werden er aanpassingen in het interieur doorgevoerd. In de grote zaal werden tussenvloeren gelegd en overal werden planken aangebracht zodat een schier eindeloze hoeveelheid archiefruimte ontstond. Kennelijk werden er belangrijke archiefstukken
opgeslagen want men vond het in 1952 de moeite waard om voor de beheerder een woning bij de bunker in te bouwen zodat er voor 24 uur per dag bewaking was. Naderhand werd de woning weer opgeheven omdat in het tijdperk van de elektronica een doeltreffender manier van beveiligen werd gevonden. Dit had nog heel wat voeten in de aarde omdat er volgens de gemeente Arnhem een woning aan het woningbestand werd onttrokken. Er werd dan ook aan het Rijk een nota gestuurd van 28.000 gulden die men trouwens niet wenste te betalen omdat het om een ‘inpandige beheerdersruimte’ zou gaan die niemand van buitenaf zou kunnen bereiken.

Diogenes nu
Tegenwoordig wordt Diogenes nog steeds gebruikt als archief (fig.183). Het Rijk is nog steeds de eigenaar maar particuliere instellingen kunnen er ook terecht. In totaal zijn er nu 26 kilometer aan archiefstellingen en veel rijks- en particuliere instellingen, gemeenten, rechtbanken, musea en universiteiten hebben hier hun archieven opgeslagen. Drie kilometer stelling van het ministerie van justitie, dertien kilometer ziekenhuizen, één kilometer NUON, enkele honderden meters voor het Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek. Zelfs de oude wc-ruimten zijn nu als archief in gebruik. Ook is er een map met het testrapport van de kruiser De Ruyter, het vlaggenschip van Karel Doorman dat nu op de bodem van de Javazee rust. Het is maar een van de documenten uit het complete koloniale archief van voormalig Nederlands-Indië dat in totaal enkele duizenden meters beslaat.

Fig. 183 Archief in Diogenes. Bron: Asscher. In: Smaak, jaargang 2 nummer 12.

Het hulpdepot verhuurt ook opslagruimte aan particulieren. Van de grote centrale zaal, gebouwd in het hart van de bunker, is niets meer over. Op de plaats waar de Duitsers vroeger hun zenuwcentrum hadden staan nu alle denkbare voorwerpen en machines die in Nederland de afgelopen eeuw in gebruik waren. De collectie is van het Nederlands Openlucht Museum en de constante temperatuur en luchtvochtigheid zorgen ervoor dat de voorwerpen zo min mogelijk aan verval onderhevig zijn. Onder in de kelder bevinden zich nog steeds de resten van de dieselmotor die in geval van stroomuitval de noodstroomgenerator aandreef. Er omheen ligt het puin dat men daar in de loop der jaren deponeerde (fig.184).

Fig. 184 Het noodstroomaggregaat van Diogenes staat nog onder in de kelder. Een zelfde type motor werd ook in de Duitse onderzeeboten gebruikt voor het opwekken van stroom. De ruimte werd later gebruikt voor het storten van puin. Bron: Asscher. In: Smaak, jaargang 2 nummer 12.

3 gedachten over “Diogenes

  1. J.W.Pulles

    Mooie site vind ik en dat komt voornamelijk omdat ik me vooral intresseer voor bijna alles wat met de 2e wo te maken heeft.dat ligt mechien aan mijn geboortejaar April 1940 Het toeval wil dat ik in deze voormalige bunker heb mogen werken voor een bedrijf uit Waalwijk en wij daar toen plaatstalen luchtkanalen hebben gemonteerd en als er dan een doorvoer in een wand (muur) moest komen was dat een hele ingreep.Ook die oude diesel (aggregaat) heb ik gezien was in de tijd dat ze nog niet zo lang die tussenvloeren gestort hadden mijn vraag is zou ik daar nog eens een kijkje mogen nemen denkt U of lukt dat niet meer!! Kan ik van dit object nog meerdere foto,s vinden op de pc.mvg Sjef Pulles

  2. uza

    Er worden af-en-toe rondleidingen gegeven door het hulpdepot in Diogenes. Via het Museum Vliegbasis Deelen kan hiervoor wellicht een afspraak worden gemaakt. Het museum zal ook interesse hebben in uw foto’s van de bunker.

Geef een reactie